De visie van Jo op lokvoer

Ik ga het eens hebben over waarschijnlijk het meest besproken onderwerp onder vissers: lokaas. Als eerste zou ik een ding willen zeggen: heel veel vissers zijn nog steeds op dat ene potje of zakje opzoek dat wonderen doet, of dat wondermiddel dat een bepaalde visser wel móet gebruiken. Wel, laat een ding duidelijk zijn: dat bestaat niet en zal ook nooit gevonden worden.

Een lokaas moet gewoon kloppen , dat wil zeggen: de werking ervan, de kleefkracht, moet het schraal zijn of net niet, de kleur enz.
Ook speelt hierin de bevochtiging natuurlijk een hele grote rol.

Bij lokaas kun je de keuze maken: ga je het zelf samenstellen of ga je met kant-en-klaar voer aan de slag. Zelf het lokaas samenstellen word steeds minder gedaan; dit komt met name doordat er steeds meer keuze aan goede kant-en-klaar lokazen is. Ik denk dat er op dit moment zo’n 90% van de wedstrijdvissers met kant-en-klaar lokaas vist.

Waar moet je aan denken voordat je de keuze maakt met welk lokaas je gaat vissen?

1.stroomt het water en hoe hard;
2. hoe diep is het water;
3. welke vissoort kun je verwachten;
4. hoeveel vis is er te verwachten.

Met name op diepe en stromende waters is het dan ook erg van belang om te bekijken hoeveel leem (en welke soort) er door het lokaas moet worden gebruikt.
En vaak op moeilijke visserijen is het van belang dat het lokaas word vermengd met leem om het schraler te maken; dit is net een heel belangrijk punt waar heel veel vissers over heen kijken, voor moeilijke visserijen is het vaak belangrijk dat het lokaas tussen de 50 en 90% uit leem bestaat.

Zelf gebruik ik altijd de lokazen uit mijn eigen serie die door Verpa op de markt worden gebracht. Dit zijn 5 soorten voer waar je overal mee uit de voeten kunt, het sterke punt van deze voeders is dat zij allemaal heel goed met elkaar te vermengen zijn.

Je zal wel goed moeten weten hoe een bepaald voer werkt, en vooral hoe is de kleefkracht van het voer.
Ik zal ter duidelijkheid even de lokazen beschrijven die ik gebruik.

“etan voorn“”: een licht voorn voer met veel werking;
“etang brasem “: een licht zeer sponsig en zoet voer;
“allround “: een zeer veelzijdig voer, medium kleefkracht ideaal voor kanalen met
lichte stroming;
“ brasem “: zoet voer met een goede kleefkracht;
“ kanaal “: een zwaar voer met een goede kleefkracht, vooral goed voor grote
voorns.

Deze lokazen kun je met elkaar mengen om deze op de omstandigheden aan te passen.
Hier enkele voorbeelden, zoals ik ze gebruik.

Kanaal met weinig of lichte stroming, diepte tot 2,5m met voorn, bliek en brasem:
2/3 allround 1/3 etang voorn.

Als het voor onder deze omstandigheden een echte brasem visserij zou zijn ,dan zou mijn samenstelling 2/3 brasem en 1/3 etang brasem zijn.
Dieper kanaal met meer stroming, visserij voorn: 2/3 kanaal en 1/3 allround.

Zelfde soort water, visserij brasem en een enkele voorn : 1/2 brasem en 1/2 allround.

Rivier met een gemengde visserij: 1/2 kanaal en 1/2 brasem; bij meer brasem het aandeel brasem vergroten.

Dit zijn slechts een paar voorbeelden om te laten zien hoe je het lokaas kunt aanpassen op de omstandigheden.

Persoonlijk gebruik ik bijna altijd een percentage leem onder mijn voer; dit om het te verzwaren of om de voedingswaarde van het voer te verlagen.
Zoals eerder beschreven is dit een heel belangrijk onderdeel van het voer, waar maar al te vaak overheen word gekeken.
Ook zijn er veel mensen die denken dat leem het voer meer laat plakken, dit is dus echt niet zo.
Dit is wel het geval bij grijze leem; deze leem gebruik je om je voer extra kleefkracht te geven, ook is deze grijze leem onmisbaar als je met pure leem wilt voeren of met een lokaas met een groot leem gehalte.

Je kan deze grijze leem het beste zo’n half uur voor aanvang toevoegen, strooi deze over je voer en meng het geheel goed door elkaar. Er kan eventueel nog water met behulp van een plantenspuit worden toegevoegd, maar meestal is dit niet nodig, onmiddellijk na het vermengen zul je merken dat het geheel meer gaat plakken, je hoeft er ook maar weinig van te gebruiken.
Pure leem of een lokaas met een groot leemgehalte, b.v. 50% of meer, wordt alleen gebruikt als met ver de vase door je voer word gemengd.

Bij een visserij zonder ver de vase gebruik ik, naargelang de stroming, op 3kg voer gemiddeld 1kg leem.
Voeg leem altijd pas na het bevochtigen van je lokaas toe, als het voer de goede vochtigheid heeft, meng je de leem erdoor en zeef je het geheel. Let wel op dat als je meer leem gebruikt je het lokaas vochtiger moet maken dan normaal, want de leem zal het geheel weer droger maken.

Mocht je later nog water moeten toevoegen doe dat dan altijd met een plantenspuit.
Gebruik altijd vochtige leem, ik heb zelf altijd twee soorten lichte leem, de zogenaamde löss en zware leem.
De lichte is goed voor stilstaand water en lichtstromend water, en de zware voor diepe kanalen en rivieren.

Het belangrijkste aan een lokaas is hoe het zich verhoudt op de bodem; voor voorn en kleine blieken is het belangrijk dat het voer veel werking heeft, dat wil zeggen veel deeltjes die vanuit het voer opstijgen.

Is er veel brasem te vangen, dan moet een brasemvoer weinig of geen werkende delen hebben, maar als de brasem niet in hele grote aantalen aanwezig is, mag het voer ook wat werkende delen bevatten.
De werking van het voer hangt ook samen met de bevochtiging ervan, een droger voer zal meer werken dan een voer wat meer bevochtigd is.
Het is b.v. goed om thuis eens een voerbal in een emmer water te gooien: om te kijken hoe het voer werkt en hoe snel een voerbal uit elkaar valt.

In het najaar en winter is het belangrijk dat het lokaas niet te licht van kleur is, dit omdat het water in deze tijd van het jaar meestal erg helder is en een lichtkleurig lokaas de is schuw maakt. Gebruik daarom in deze tijd lokaas dat donkerder van kleur is.

Al dit soort zaken zoals hierboven geschreven zijn echt veel belangrijker dan de zoektocht naar dat ene potje of poedertje wat toch niet bestaat.

Ik zal in de toekomst nog meer tips geven

Jo Adriolo